Op 12 april 1945 werd onder de codenaam ‘Keystone’ een team van de Britse Special Air Service (SAS) achter de vijandelijke linies gedropt. Hun oorspronkelijke missie was het veiligstellen van een aantal bruggen over de IJssel bij Oene, zodat de oprukkende Canadese troepen veilig de Veluwe konden bereiken. Daarbij zouden ook jeeps vanuit de lucht worden aangevoerd. Hoewel er een geschikt landingsgebied werd gevonden, bereikte dat cruciale bericht Engeland niet op tijd. Hierdoor liep de levering van voertuigen spaak.
In plaats daarvan kreeg de SAS-groep de opdracht om het Duitse leger in het gebied zoveel mogelijk te hinderen. Op 16 april verbleef het team in een schaapskooi bij boerderij ‘Renselaar’, en in de nacht daarop werd de spoorlijn tussen Putten en Nijkerk door de SAS opgeblazen. De situatie werd als dusdanig veilig beschouwd dat de eenheid de volgende dag – 17 april, de dag waarop Voorthuizen werd bevrijd – zelfs overdag durfde te opereren.
Die middag om 14.00 uur stuurde het team een bericht naar het hoofdkwartier van het Canadese leger met het verzoek om ondersteuning bij het afsluiten van de weg tussen Putten en Nijkerk. Door een verwisseling van coördinaten liep het echter gruwelijk mis: in plaats van een Duitse artilleriebatterij werd per ongeluk de positie van de SAS-patrouille zelf onder vuur genomen.
Het gedropte Jedburgh team 'Keystone' bestond uit: